Ter inspiratie een link naar een vlog van Nynke de Jong over het gebruik van 360-graden VR bij gezondheidswetenschappen in het tweedejaars blok “Zorg in Context”. In de vlog wordt uitleg gegeven en getoond hoe en waarom 360-graden VR in het onderwijs ingezet wordt.
Categorie: Achtergrond
In deze categorie vind je algemene artikelen over e-learning, bijvoobeeld in relatie tot PBL.
het WATCHME-project – Pedagogische studentmodellen
In het kader van het WATCHME project (zie ook Blog van 6 maart) is ervaring opgedaan met het maken en toepassen van pedagogische studentmodellen.
Een studentmodel is een representatie van de interne toestand van een student op een bepaald moment. Zo’n model wordt gebruikt om aan de hand van observaties over die student (zoals beoordelingen in een e-portfolio) een voorspelling te doen over bijvoorbeeld het motivatie-niveau van die student. Deze voorspelling vanuit het model wordt dan weer gebruikt om automatisch feedback aan de student (of docent) te presenteren, in dit geval binnen het e-portfoliosysteem.
In het WATCHME project gebruikten we een speciale vorm van Bayesiaanse netwerken om deze representatie te maken (te weten Multi-entity Bayesiaanse netwerken). Dit gaf ons de mogelijkheid om met onzekerheid die veroorzaakt wordt door variatie in de beoordelingen, ontbrekende informatie, of inherente onzekerheid in de theoretische kennis om te gaan, en liet bovendien toe om rekening te houden met een varierende context per student. Iets wat met name in werkplekleren zeer relevant is.
“het WATCHME-project – Pedagogische studentmodellen” verder lezen
Onderwijsontwerp
We hebben de term ‘onderwijsontwerp’ expliciet in onze naam gezet, omdat dat altijd deel uitmaakt van wat we doen. Er zijn altijd aanleidingen om iets aan te passen of het onderwijs te vernieuwen. Goede docenten zijn altijd bezig met het fine-tunen van hun onderwijs. Maar soms zijn er redenen om nog eens echt grondig te kijken naar het hele curriculum, naar een specifiek vak of aspect, of een klein onderdeel daarvan.
Dat geeft kansen, maar vraagt ook om een goede analyse om ervoor te zorgen dat we zoeken naar de oplossing voor een probleem en niet andersom naar een probleem voor een oplossing. Zo’n analyse kan soms heel snel kan gaan en soms wat meer tijd kosten. Vanuit de onderwijsontwerptheorie komen een aantal relevant vragen naar voren (Verstegen et al., 2009). Bijvoorbeeld:
- Zijn er specifieke problemen of aanleidingen om het onderwijs te herzien?
- Wat is de missie of visie van de opleiding op het gebied van onderwijs? Zijn er keuzes gemaakt op het gebied van leertheorieën, leerprincipes, of onderwijsvormen?
- Wie zijn de karakteristieken van de studenten? (bijv. Hoeveel studenten? Achtergrondskenmerken? Ingangsniveau? Leercapaciteiten?)
- Wat is de structuur van het curriculum? Waar zit het onderdeel dat we nu bekijken?
- Wat zijn de leerdoelen van dit onderdeel? Hoe zijn die gerelateerd aan de einddoelen? Aan de toepassing in de toekomstige beroepspraktijk?
- Welke werkvormen zijn er gepland? Zijn die in lijn met de onderwijsvisie, geschikt voor deze groep studenten?
- Wat is rol van de docenten in deze onderwijsvormen? Zijn zij in staat om studenten adequaat te ondersteunen?
- Hoe worden studenten getoetst (formatief en summatief)? Is de toetsing in lijn met onderwijsvisie, de leerdoelen en de gekozen werkvormen?
- Zijn er genoeg middelen? Bijv. Docenten, onderwijsruimtes, materialen.
- Wat zijn de percepties van verschillende stakeholders op dit curriculum of onderdeel? Wat vinden docenten, studenten, curriculumcoördinatoren, enz. ?
De vragen hoeven niet altijd allemaal even relevant en ze hoeven niet per sé in deze volgorde te worden beantwoord. Misschien is het zelfs wel beter om te beginnen met de laatste vraag. Wij gebruiken ze daarom vaak als een checklijst.
21st Century Skills?!
Zijn de studenten van nu echt anders dan de studenten van toen? Zijn de generatieverschillen echt, of vooral modekreten? Daar kunnen we het lang over hebben, maar feit is dat er veel veranderd is op het gebied van informatie zoeken en verwerken, en dat er een heleboel handige digitale tools zijn.
RSS, Wiki, Social bookmarking, Apps, repositories, enz. Wat is dat eigenlijk?
De Surf Academy heeft ze voor u op een rijtje gezet op: www.21edingen.nl
Een beschrijving van wat het is, links naar tools en instructiefilmpjes en een paar eenvoudige oefeningen om tools te leren kennen.
Leuk, maar wat doe je er dan mee in onderwijs? Want tools moeten een hulpmiddel zijn natuurlijk, en niet een doel op zich. Dan moeten we een stapje terug doen: wat is eigenlijk het doel? Welk probleem willen we oplossen? Wat willen we verbeteren? De taakgroep e-learning denkt graag met u mee. En misschien vinden we dan een mooie 21-ste eeuwse tool, of misschien besluiten we om een ouderwetse 20-ste eeuwse oplossing te proberen 🙂
P.S.: En studenten, die kunnen dat toch allemaal al? Vergeet het maar. De meesten zijn weliswaar heel bedreven in WhatsApp en Facebook, maar komen ook niet veel verder dan dat.
Als je dan al een college geeft, doe het dan interactief: gebruik eens een voting systeem!
We weten uit onderzoek (en ervaring) dat studenten maar ongeveer een kwartiertje hun aandacht bij de les kunnen houden. Het heeft dus echt geen zin om een uur aan een stuk een college te geven. Maar soms vind je het belangrijk om bepaalde stukken leerstof wat te verduidelijken en wil je wel echt een college geven. Zorg er dan voor dat je je studenten er bij betrekt en stel af en toe en vraag waarbij je alle studenten vraagt om een antwoord te geven. Je kan hier voor natuurlijk ook met handopsteking of gekleurde kaartjes werken, maar er bestaan ook technologische hulpmiddelen voor, zogenaamde ‘voting systemen’.
Je kan de vragen gebruik om de voorkennis te testen (zo weet je of je wel aansluit bij hetgeen studenten al weten), om te testen of ze je uitleg begrepen hebben of om discussie op gang te brengen. Voordeel van deze voting systemen is dat je onmiddellijk feedback krijgt en dit kan tonen aan de studenten in je collegezaal. Bovendien zie je niet eerst aarzelende handen de lucht in gaan en rondkijkende gezichten, maar kan elke student zijn/haar antwoord in alle anonimiteit geven.
Kenmerken van tools: Acht dimensies
Tijdens de oriëntatie naar mogelijkheden voor de integratie van e-learning in een curriculum, ziet men door de enorme verscheidenheid aan tools soms door de bomen het bos niet meer. Tijdens deze zoektocht kan het nuttig zijn om bepaalde richtlijnen te kunnen volgen bij het maken van keuzes. TU Delft heeft een model ontwikkeld waarmee tools gedefinieerd kunnen worden aan de hand van acht dimensies (Jorge, Dopper, & Van Valkenburg, 2015; “Online Courses for Engineers, Designers and Scientists,” 2016). Deze zijn flexibiliteit, diversiteit, inclusiviteit, ondersteuning, interactiviteit, activiteit, contextualisering en innovatie.
Hoe kan E-Learning de principes van PBL ondersteunen?
Probleemgestuurd onderwijs (PBL) is de belangrijkste onderwijsvorm binnen onze faculteit. De principes achter PBL, cooperatief leren, constructief leren, contextueel leren en zelfsturend leren, stellen andere eisen aan E-Learning middelen, dan standaard klassikaal onderwijs, of zelfstudie (Donkers, et.al., 2010). In een recente systematische literatuurstudie (Verstegen, et.al., 2016) hebben we onderzocht hoe E-Learning de principes van PBL kan ondersteunen.
In het onderzoek hebben we gekeken naar 176 toepassingen van E-Learning in één of ander vorm van PBL. De meeste toepassingen leggen de nadruk op het samenwerken in groepen en leren in een context, maar er is relatief weinig ondersteuning van het activeren van voorkennis of de brainstormfase.
“Hoe kan E-Learning de principes van PBL ondersteunen?” verder lezen